de zon ontspande
het was geluk
alleen je duim te strelen
toen er tranen kwamen
spontaan en opgaand
in de branding van de zee
je nam me mee
in golven van verdriet
zwemmen was krampachtig
de slagen net niet machtig
drijven ging nog niet met twee
de zon ontspande
in koesterende handen
de snaar die kwetsbaar
maakt wordt onbewust
nog altijd aangeraakt
dan spoelt de
vloed je tegemoet
moet je springen om
te overleven en die
kunst versta je goed
kom naar zee
laat strand je dragen
dan hoef je het verleden
niet om raad te vragen en
blijft vandaag de mooiste dag
de hoofddoek
de lange rok
je trots doet pijn
omdat ze dwingt tot
dragen zonder klagen
je bent alleen
een straat vol ogen
blikken die gedogen
in onuitgesproken vragen
weten doet vergeten
de warmte van de kring
straalt midden in
je kleine leven
de hoofddoek
heeft je toekomst
in de horizon verweven
kan jij daar eigen kleur aan geven?
De boswind
Hij dwarrelt
rond je hoofd
en wuift
je lange haren
Vertelt verhaaltjes
aan je oor
en gaat er
met je stem
van door
Hij ritselt
in het bos
de blaadjes los
De takjes
laat hij dansen
Dennen
met hun groene piek
wuiven traag,
als oud publiek
Zuchtend
kijkt hij
onder donker
groen
en tilt de
takken op
De bosmuis vlucht
een vogel wiekt
een schreeuw
en wat gepiep
De wind kijkt
onbewogen toe
en waait
protesten weg
Hij wakkert
naar de open plek
waar takken breken
en wat oude bomen
zijn bezweken
Als prins en fee
met schrik
dichtbij elkaar
de winden strelen
ze bevelen
te gaan liggen
wordt het rustig
op de open plek
Ze kijkt haar prins
diep in de ogen
Ziet liefde, laaiend
in zijn ziel
Het bos, met mos
en teder groen
geeft liefde terug
als zoen
die het blauw groenwaaien
weg van bomen die
steeds dikker worden
bladeren die het blauw
groenwaaien in de lucht
van wortels waarvoor
stenen zijn gevlucht
jarenlange traagheid
die ze plet in hun verzet
van dichte ramen met
hun blinde ogen in
beton dat rotter wordt
door oxiderend leven
van dagen die als zand
hun levens slijten in
woestijnen van de tijd
wegdromend in vergetelheid
de wereld rond
het oosten is weer in
als je het westen wilt verlaten
praten doe je met de mond
langs strijk van wat violen
ik zie de hemel opengaan
wolken dwalen langs
het blauw en lossen op
ik voel de zon en wind
waan me weer een kind
op eindeloze vlaktes
muziek waait zacht
langs strijk van wat violen
ik vang met lach je melodie
we dansen hitte van de
poesta's en wijken later uit
naar permafrost van toendra's
nu gaan we lente brengen
in dit koude kikkerland
de zonnewende is op onze hand
ik streelde je tot vrouw
mijn vingers breken glas
vernielen machteloos
het beeld dat jij eens was
scherven kerven diepe wonden
jij hebt mij gevonden
als een vlinder die ontwaakt
je warme adem en je liefde
hebben me toen diep geraakt
je bracht lente na de winterslaap
deed dagen eeuwig duren
je hebt een man van mij gemaakt
in warme passionele uren
ik streelde je tot vrouw
brak banden tot je overgave
nog zijn mijn handen trouw
willen jou om warmte vragen
het licht is vreemd
schijnt anders in je ogen
het valt niet meer door glas tot kleur
maar wordt tot onverschilligheid gebogen
Copyright © Wil Melker