de dag brandschildert licht
ik stak kaarsen aan
en wilde bidden
maar de wind golft rook
het licht speelt spook
op zwart beroette muren
mijn gebed is valse hoop
de dag brandschildert
licht in lood gezette ruiten
leven speelt al eeuwen buiten
binnen rusten zielen van
hen die in de tijd ontvielen
hun tempels zijn geplaatst
in urnen aan de muur
ze begraven was te duur
tussen de grote wijnen
ik las de grijze hemel
in hun teruggekeerde as
wilde dat ik nooit geboren was
danste flarden muziek
ze schitterde
scheurde zich
los van publiek
danste flarden
muziek
zong een
godvergeten lied
op de melodie
van stilte diep
tussen de sterren
ze wervelde
in vuur
met armen
als vleugels
vlamde op
bij het applaus
doofde
met tranen
in afscheid
bloemen
kleurden
het vallend
gordijn
een laatste pas
in schone schijn
haar pijn zal
niet meer van
het dansen zijn
als tijdlijnen in handen
stenen liggen
aan je voet
ik zie de breuken
in je wanden
als tijdlijnen
in handen
geëtst door je
gedachtengoed
je ontlook
de aarde als
een kale rots
massa kartelde
met puntig trots
in ongenaakbaarheid
passeerde je
de eeuwenloze tijd
je bent nu broos
en zacht meegaand
in koude nachten
is je hardheid
langzaamaan gebarsten
een boom heeft je getroond
je voedt het groen en krijgt
ooit weer de horizon van toen
aan een paarse hemel
kerkklokken
lokken tranen
luiden zacht verdriet
schoppen graven
troostend dieper
naar vergeet me niet
tijd verslaat
de uren trager
leven draagt
de dood ten grave
en geeft moeder aarde
weer haar laatste waarde
regen kabbelt
litanieën
bloemen dalen
op de kist
ergens rolt de donder
weerlicht is vermist.
kraaien vliegen
aan een paarse hemel
mensen fluisteren
in het zwart
wit zal morgen kleuren
in het afgesloten graf
aarde wittend in een felle kou
ze zingen sneeuw
uit hoge tonen vallend
aarde wittend in een felle kou
het orgel jankt
met donkere klanken
de lange tocht van man en vrouw
haar weeën komen en
de melodie verhaalt van pijn
er zal geen plaats meer in de herberg zijn
een stal ontvangt het kindje
de wiegeliedjes klinken fijn
dieren neuriën een zacht refrein
het koor verluidt zijn sterren
de sopraan straalt beeldschoon Bethlehem
een stem zingt koningen van verre
de nacht verstilt en heiligt de
muziek van herders en hun schapen
zal ook de vrede zonder woorden waken
Copyright © Wil Melker